Beschrijving
Behoud de luchtkwaliteit van het voertuig –veilige, eenvoudige en kosteneffectieve oplossingGrondige en effectieve restauratie dankzij het ultrasone systeem –snelle servicetijd van 15 minutenIdeaal te promoten samen met een aircoservice en -inspectie –voertuig kan snel in gebruik genomen wordenWerkt bij alle voertuigen –geen restgeurenLaag stroomverbruik –12V voedingBetekent dat het voertuig op elk gewenste plaats behandeld kan worden
Toepassing
Het belangrijkste nadeel van airconditioningsystemen is dat als deze niet regelmatig worden onderhouden, er zich voornamelijk rond de verdamper snel afzettingen in het systeem ontwikkelen.KENT Ultrasonic Conditioning Unit 2 maakt gebruik van een draagbare 12-volt ultrasone unit die een speciaal samengestelde oplossing vernevelt die de luchtkwaliteit van het interieur herstelt.Het penetreert achter de verdamper en in de cabine van het voertuig. Ultrasone technologie creëert ultrafijne deeltjes voor een effectieve verfrissing van het systeem.De unit heeft een “laag-vloeistofniveau”-sensor en een lager stroomverbruik.
Instructies
IDENTIFICATIE VAN DE CABINELUCHTFILTER VAN HET VOERTUIGVERWIJDER de cabineluchtfilters die operationeel zijn tijdens de recirculatiemodus. Deze filters bevinden zich normaal in het passagierscompartiment van het voertuig Fig. 1. (zie handleiding van het voertuig)NIET NODIG TE VERWIJDEREN: de cabineluchtfilters die zich bevinden aan de buitenluchtinlaat. Deze filters bevinden zich normaal onder de motorkap, Fig. 2. Voor optimale resultaten, stel de cabinetemperatuur in op 22°C.1. Startknop2. Bedrijfslampje3. Vloeistofvulopening4. Positioneringsniveau5. Voedingsindicator6. 12V DC-connector1 – VOORBEREIDING VAN DE UNITRaadpleeg vóór de start eerst de belangrijke veiligheidsinformatie op de vorige pagina.Verwijder de dop en verzegeling van de fles met conditioneringsvloeistof en schroef de fles strak op de vulopening(Fig. A).Verwijder de fles en gooi deze weg in de gewone prullenbak.2 – PLAATSING VAN DE UNITPlaats het toestel aan de passagierszijde dichtbij de firewall en richt de uitlaat naar de luchtinlaat van het voertuig (Fig. C).Zorg ervoor dat de UNIT waterpas staat. Centreer luchtbel.Start het voertuig (Fig. D).De motor van het voertuig moet gedurende de hele behandeling blijven lopen.3 – KLIMAATREGELINGStel de klimaatregeling in op ALLE onderstaande instellingen. De instellingen kunnen verschillen tussen automerken en modellen. Raadpleeg de gebruikershandleiding voor een correcte bediening van de klimaatregeling.Typische klimaatbeheersing:Zet A/C aanStel in op HERCIRCULATIE of MAX A/CStel de temperatuur in op 22°CStel de ventilatorsnelheid in op HALVE SNELHEIDStel de luchtstroom in naar DASH VENTS ONLY4 – UNIT AANZETTENZorg ervoor dat de motor van het voertuig loopt en dat de airconditioning op “ON” staat.Sluit de 12V DC-connector aan op het 12V-systeem van het voertuig (Fig. E).Aan-/uit-lampje wordt rood.Druk op de rode START-knop (Fig. F).Het bedieningslampje zal groen oplichten (Fig. F).5 – WERKINGSluit alle vensters. Verlaat het voertuig. Sluit alle deuren.GA NIET IN HET VOERTUIG OF OPEN DEUREN tijdens de behandeling (Fig. G).De onderhoudstijd is 20 minuten.DE UNIT ZAL ZICH AUTOMATISCH UITSCHAKELEN en het groene lampje gaat knipperen.Schakel het voertuig uit.Laat alle deuren gedurende 5 minuten open om het interieur te luchten (Fig. H)6 – AFRONDINGOntkoppel de 12V DC-connector.Giet resterende vloeistof weg in de gewone afvoer.Laat de unit leeglopen door deze naar voren te kantelen – NOOIT ACHTERWAARTS (Fig. I).Plaats tenslotte een luchtverfrissingsclip in de ventilatie als finishing touch, (Fig. J).Vervang de stofkappen en berg deze op voor het volgende gebruik.Sporen wit stof kunnen zichtbaar zijn in de ventilatieopeningen van het voertuig. Dit is normaal en kunnen eenvoudig worden weggeveegd met een doek.